Interview met Valerie Hoogendoorn
Voorzitter projectgroep Professionalisering Psychologische Vervolgopleidingen
Drs. Valerie Hoogendoorn is voorzitter van de projectgroep Professionalisering Psychologische Vervolgopleidingen in Fase 2 van het programma APV. Na haar studie psychologie heeft ze als GZ-psycholoog gewerkt. Sinds 2009 is ze verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze managing director is van het opleidingsinstituut PPO. Sinds het begin van haar loopbaan is Valerie actief betrokken geweest bij diverse professionaliseringsprojecten.
‘Fase 1 van het APV-programma was geen easy ride, maar dat had ik ook niet verwacht,’ zegt Valerie. ‘Het was vooral een fase van nadenken en aftasten. In Fase 2 zijn er duidelijke afspraken gemaakt over wat we worden geacht op te leveren; dat vind ik heel prettig. En onze projectgroep heeft niet de meest politiek gevoelige opdracht. In principe is niemand tegen toekomstbestendig opleiden en goede opleidingsplannen. Dus dat is op zich allemaal niet zo ingewikkeld. Wat ik wel lastig vind, is de stroperigheid van sommige trajecten.’
De tijd doet zijn werk
‘Ik heb überhaupt niet heel veel geduld, dus ik vind het moeilijk dat sommige processen zo lang duren. Tegelijkertijd zie ik wel dat de tijd zijn werk doet. Het idee dat we mensen breder gaan opleiden en ze sneller vanuit de master in de GZ-instelling laten instromen, dat leverde bij praktijkopleidingsinstellingen in eerste instantie weerstand op. Nu zie je dat het wennen aan die ideeën soms meer tijd nodig heeft. Daarbij helpt het om samen vanuit de projectgroep steeds opnieuw dezelfde boodschap te blijven geven. Zo kunnen mensen wennen aan de gedachte dat er toch echt iets gaat gebeuren en waarom,’ vertelt Valerie. ‘Het uitgangspunt ‘We leiden niet op voor de eigen organisatie, maar voor het hele veld’… dat begint overal steeds meer te landen. Ik ben reuze optimistisch en bedenk nu maar dat het strategisch gezien ook nut heeft gehad dat het allemaal wat langer duurt.’
Emancipatie van ons beroep
‘Waar ons project zich op richt, dat zie ik als een soort logische stap in de verdere profilering van het beroep. De afgelopen 25 jaar hebben we vooral gesleuteld aan de inhoud van het vak. De volgende stap die we gaan zetten is hóe brengen we die kennis dan over, niet alleen wát brengen we over. En wat kunnen we daarin dan leren van vooral de onderwijskundigen om ons heen en bijvoorbeeld de medische beroepsopleidingen.’ Ze vervolgt: ‘Ik zie het als een soort verdere emancipatie van het beroep, dat we niet alleen maar met die inhoud bezig zijn, maar daarnaast echt kijken hoe we het onderwijsinhoudelijk en onderwijskundig doen.’
Adaptiever en toekomstbestendig
‘Verdere professionalisering van opleiders, zowel binnen de praktijk als binnen het cursorisch gedeelte, is wel een van onze belangrijkste speerpunten. Maar we gaan ook de opleidingsplannen en toetsboeken herzien. De opleidingen moeten inhoudelijk sowieso echt adaptiever en dus toekomstbestendig zijn. Ik denk dat we nu nog te veel de huidige stand van zaken onderwijzen. Natuurlijk is het handig dat academische zorgmedewerkers weten wat nú een effectieve behandeling is, maar je wilt hen vooral leren hoe ze er in de toekomst zélf achter kunnen komen wat een effectieve behandeling is voor dit type patiënt, in dit type systeem.’
Breder inzetbaar en beschikbaar
‘Het breed opleiden zal inhoudelijk terugkomen in de plannen. Waar je vroeger alleen binnen een ziekenhuis, de gehandicaptenzorg of een GGZ-instelling werd opgeleid, is het nu de bedoeling dat de jonge psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog op al die verschillende plekken kan werken tijdens het opleidingstraject. Waardoor ze straks ook makkelijker voor het hele veld inzetbaar en beschikbaar zijn. En dat zal mede invloed hebben op het curriculum,’ vertelt Valerie. ‘We krijgen straks, dankzij die directe aansluiting, jongere mensen van een jaar of 22, 23 in de opleiding, die nog helemaal geen werkervaring hebben. Daar moeten we rekening mee houden bij de opleidingsplannen, zodat ze na het afronden van de GZ-opleiding de rol van regiebehandelaar kunnen uitvoeren. Het breed opleiden, jonger instromen in de opleiding en zorgen dat ze goed voorbereid zijn en bijblijven op hun vakgebied, dát zijn de belangrijke punten van meer inhoudelijke verbreding.’
80% in de praktijk
‘Soms focussen we heel erg op de cursorische dagen die op de opleidingsinstituten worden gegeven. Maar de vorming van de GZ-psychologen en de klinisch psychologen gebeurt vooral in de praktijk, waar 80% van de opleidingsuren worden besteed. Daar valt nog een heleboel te winnen,’ benadrukt Valerie. ‘Al die opleiders in de praktijk, doen dat vooral op basis van hun ervaring als psycholoog. Niet per se als didactische expert of iemand met veel onderwijskundige kennis. Daar hebben we nog onvoldoende aandacht aan besteed. Iedereen vult die rol van supervisor of werkbegeleider zelf zo goed mogelijk in. Nu gaan we daar vanuit APV een veel beter kader omheen zetten en goede tools voor ontwikkelen om ze te helpen bij de invulling van hun rol. Voor alle duidelijkheid, het is absoluut geen kwestie van ‘Het is nu niet goed’, maar hoe kunnen we de praktijkopleidingen optimaliseren, zonder dat opleiders een halve pabo hoeven te doorlopen? Ik denk wel dat er behoefte is aan een goed professionaliseringsplan voor opleiders; een logische stap in de verdere profilering van het beroep.’
Goed voor de zorg
‘Naar mijn idee zijn alle opleiders erg betrokken bij de opleiding. Er gaat heel veel geld, moeite en energie in om. Als we dat proces efficiënter kunnen doen, dan halen we echt optimaal rendement uit die opleidingen. En dat is gewoon goed voor de zorg.’ Gedreven gaat ze verder: ‘Wat we weleens vergeten, is dat we allemaal mensen in onze omgeving hebben die met enige regelmaat een beroep moeten doen op de geestelijke gezondheidszorg. Wij hebben nu met APV iets in handen waarmee we ervoor kunnen zorgen dat we onze patiënten, of cliënten, zo snel en zo goed mogelijk kunnen helpen. Als we dat proces kunnen optimaliseren, dan kunnen we een grote slag slaan. Dan leveren we betere mensen af, die vervolgens weer betere mensen opleiden. Je krijgt een soort olievlek… ik hoop dat we daar een mooie bijdrage aan leveren.’